Verordening leerlingenvervoer gemeente Cranendonck 2025 (concept)
Verordening leerlingenvervoer gemeente Cranendonck 2025
Besluit van de raad van de gemeente Cranendonck tot vaststelling van de Verordening leerlingenvervoer gemeente Cranendonck 2025.
De raad van de gemeente Cranendonck;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van datum ;
gelet op artikel 4 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4 van de Wet op de expertisecentra
en artikel 8.29 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Verordening leerlingenvervoer gemeente Cranendonck 2025
Hoofdstuk 1 - Definities
Artikel 1 - Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. Aangepast vervoer: door het college georganiseerd vervoer;
b. Afstand: afstand overeenkomstig artikel 4, zesde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel
8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4, vijfde lid, van de Wet op de
expertisecentra, gemeten langs de kortste voor de leerling voldoende begaanbare en veilige weg;
c. Begeleider: ouder of persoon die door de ouders wordt ingezet om de leerling tijdens het vervoer te
begeleiden;
d. Buitenschoolse opvang: de buitenschoolse opvang, bedoeld in artikel 1.1, van de Wet kinderopvang,
van de leerling waar de leerling voor of na afloop van de lestijd op school verblijft;
e. Deskundige: onafhankelijk medisch, psychiatrisch, psychologisch, pedagogisch of verkeerskundig
deskundige;
f. College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Cranendonck;
g. Eigen vervoer: vervoer per eigen motorvoertuig of fiets dat onder eigen verantwoordelijkheid
plaatsvindt;
h. Gehandicapte leerling: een leerling, die door een lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke
of psychische handicap niet, of niet zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik kan maken;
i. Inkomen: inkomensgegeven als bedoeld in artikel 21, aanhef en onder e, van de Algemene wet
inzake rijksbelastingen, in het peiljaar, bedoeld in artikel 4, zevende lid, van de Wet op het primair
onderwijs;
j. Leerling: de leerling die is ingeschreven bij een school;
k. Openbaar vervoer: personenvervoer dat openbaar toegankelijk is en waarvan iedereen al dan niet
tegen betaling gebruik van kan maken;
l. Opstapplaats: de opstapplaats bedoeld in artikel 11, eerste lid;
m. Ouders: ouders als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de
Wet voortgezet onderwijs 2020 of met gezag over de leerling belaste ouders, pleegouders, voogden of
verzorgers van de leerling;
n. Persoonlijk vervoersontwikkelingsplan: een schriftelijk plan waarin de activiteiten worden beschreven
door middel waarvan de leerling de vaardigheden kan aanleren die nodig zijn om zoveel mogelijk
zelfstandig en met het openbaar vervoer of de fiets te reizen;
o. Samenwerkingsverband:
1°. Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 18a van de Wet op het primair onderwijs;
2°. Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de expertisecentra; of
3°. Samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 2.47 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
p. School:
1°. Basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs;
2°. School voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgez et speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra; of
3°. School voor voortgezet onderwijs als bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020;
q. Schoolvakantie: vakantie waarvan de datum is opgenomen in de schoolgids;
r. Toegankelijke school: toegankelijke school als bedoeld in artikel 4, vijfde lid, onder a, van de Wet op
het primair onderwijs, artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en artikel 4,
vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra, waar plaats is en waarbij de op godsdienst of
levensbeschouwing van de ouders of de meerderjarige leerling berustende keuze van een school
geëerbiedigd wordt;
s. Vervoersvoorziening:
1°. Vergoeding van fietsvervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;
2°. Vergoeding van openbaar vervoer voor de leerling en zo nodig van diens begeleider;
3°. Aanbieding van aangepast vervoer voor de leerling en zo nodig voor diens begeleider; of
4°. Gehele of gedeeltelijke vergoeding van de vervoerkosten van de leerling en zo nodig van diens begeleider;
t. Woning: woning waar de leerling feitelijk en structureel verblijft.
Hoofdstuk 2 - Aanvraagprocedure van de vervoersvoorziening
Artikel 2 - Aanvraag
1. Een aanvraag voor een vervoersvoorziening kan worden ingediend voor een leerling die zijn woning
in de gemeente heeft door indiening bij het college van een volledig ingevuld en door de ouders of de
meerderjarige en handelingsbekwame leerling ondertekend (papieren of digitaal) formulier, voorzien
van de op het formulier vermelde gegevens.
2. Als dit voor een juiste beoordeling van de aanvraag noodzakelijk is, kan het college verzoeken
aanvullende gegevens te verstrekken.
Artikel 3 - Onderzoek
1. Bij de beoordeling van de aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling en eventueel een
begeleider, onderzoekt het college in elk geval de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling
en die van het gezin, en de afstand en route tot de dichtstbijzijnde toegankelijke school. De mogelijke
afstemming van de vervoersvoorziening met andere in het kader van het sociaal domein aan de leerling
of het gezin verstrekte voorzieningen maakt ook deel uit van het onderzoek.
2. Het college kan in een gesprek met de ouders en desgewenst de leerling, de noodzakelijk te achten
vervoersvoorziening onderzoeken. Bij dit gesprek kan, als het college dat noodzakelijk acht, ook een
medewerker uit een ander domein of een deskundige aansluiten.
3. Bij gewijzigde omstandigheden kan het gesprek als bedoeld in het tweede lid opnieuw plaatsvinden.
4. Wanneer de leerling de leeftijd van twaalf jaar bereikt, kan het college, in overleg met de ouders en
desgewenst de leerling, gelet op het ontwikkelingsperspectief van de leerling, een persoonlijk
vervoersontwikkelingsplan opstellen.
Artikel 4 - Inzet deskundige
1. Het college betrekt een deskundige bij het onderzoek en verzoekt deze advies uit te brengen,
ter beoordeling van de individuele situatie van de leerling, op het moment dat hij specifieke
deskundigheid noodzakelijk acht.
2. De ouders en de leerling verlenen medewerking aan het onderzoek van de deskundige.
Artikel 5 - Beslistermijn
1. Het college besluit binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag voor een vervoersvoorziening.
2. Het college kan de in het vorige lid bedoelde besluitvormingstermijn met ten hoogste vier weken
verlengen. Het college stelt de aanvrager hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 6 - Ingangsdatum voorziening
Als een vervoersvoorziening wordt toegekend geldt deze:
a. wanneer het een vergoeding betreft, met ingang van de verzochte datum, waarbij de datum niet ligt
vóór de datum van ontvangst van de aanvraag;
b. wanneer het aanbieding van aangepast vervoer betreft, met ingang van een datum die zo mogelijk
aansluit bij de verzochte datum.
Artikel 7 - Besluit
1. Het college bepaalt bij de toekenning van de vervoersvoorziening de wijze en het tijdstip van de
verstrekking, de uitbetaling, en de tijdsduur van de toegekende vervoersvoorziening.
2. Het college kan aan de toekenning van een vervoersvoorziening nadere voorwaarden verbinden.
Hoofdstuk 3 - Beoordelingscriteria
Artikel 8 - Algemene bepalingen
1. De bepalingen in deze verordening laten onverlet de verantwoordelijkheid van de ouders voor het
schoolbezoek van hun kinderen.
2. Ten behoeve van het schoolbezoek van een leerling die zijn woning heeft in de gemeente, kent het
college aan de ouders of de meerderjarige leerling op aanvraag een vervoersvoorziening toe met
inachtneming van het bepaalde in deze verordening. Hierbij vormt de goedkoopst passende
vervoersvoorziening het uitgangspunt.
3. De verantwoordelijkheid om als dat nodig is te zorgen voor een begeleider berust bij ouders, tenzij
naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de
ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal
leiden.
4. De verantwoordelijkheid voor het gedrag van de minderjarige leerling gedurende het verblijf van de
leerling in het aangepast vervoer berust bij de ouders.
5. Bij de keuze voor de te verstrekken vervoersvoorziening wordt achtereenvolgens beoordeeld of
vervoer, al dan niet met begeleiding, mogelijk is:
a. per fiets;
b. per openbaar vervoer;
c. met eigen vervoer;
d. met aangepast vervoer.
Artikel 9 - Afwijzingsgronden
1. Geen vervoersvoorziening wordt toegekend als de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde
toegankelijke school kleiner is dan zes kilometer. Deze grens geldt niet voor gehandicapte leerlingen.
2. Geen vervoersvoorziening wordt toegekend voor het bezoeken van het voortgezet onderwijs, tenzij:
- er sprake is van voortgezet speciaal onderwijs en de leerling door een handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 4, vierde lid, van de Wet op de expertisecentra; of
- de leerling door een lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap niet zelfstandig gebruik kan maken van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 8.28, van de Wet voortgezet onderwijs 2020.
Artikel 10 - Andere oplossing
1. Als de leerling aanspraak kan maken op een passende voorziening of vergoeding voor de reiskosten op
basis van een andere regeling, komt de leerling niet in aanmerking voor een vervoersvoorziening op
grond van deze verordening.
2. Als de leerling aanspraak kan maken op een gedeeltelijke vergoeding voor de reiskosten op basis van
een andere regeling betrekt het college deze vergoeding bij de bepaling van de hoogte van de
vergoeding op grond van deze verordening of brengt hij dit bedrag als eigen bijdrage in rekening.
Artikel 11 - Aanwijzing opstapplaats
1. Het college kan bij het verstrekken van aangepast vervoer een opstapplaats aanwijzen van waaruit de
leerling gebruik maakt van het aangepast vervoer.
2. De opstapplaats bevindt zich op een veilige en beschutte locatie en op een redelijke loopafstand van
de woning van de leerling en biedt voldoende ruimte voor een eventuele begeleider.
3. De ouders dragen er zorg voor dat de leerling naar en op de opstapplaats wordt begeleid als dit
noodzakelijk is.
4. Het college wijst geen opstapplaats aan als naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond
dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot
ernstige benadeling van het gezin zal leiden.
Artikel 12 - Vervoersvoorziening naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school
1. In overeenstemming met artikel 4, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, artikel 4, vijfde lid,
van de Wet op de expertisecentra en artikel 8.29, vierde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
wordt een vervoersvoorziening toegekend over de afstand tussen de woning, dan wel de opstapplaats,
en de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke school, tenzij vervoer naar een verder weggelegen
school voor de gemeente minder kosten met zich mee brengt en de ouders of de meerderjarige leerling
als aanvrager met het vervoer naar die school schriftelijk instemt.
2. Er wordt, overeenkomstig artikel 4, vijfde lid, aanhef en onder c en d, van de Wet op het primair
onderwijs, eveneens een vervoersvoorziening verstrekt over de afstand tussen de woning of de
opstapplaats en:
a. de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs in het
samenwerkingsverband van de basisschool waarvan de leerling afkomstig is, als ouders daar
schriftelijk mee instemmen; of
b. een andere speciale school voor basisonderwijs in het onder a bedoelde
samenwerkingsverband, als het vervoer naar die school voor de gemeente minder kosten met
zich mee zou brengen dan het vervoer naar de dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke
speciale school voor basisonderwijs als bedoeld onder a en ouders daar schriftelijk mee
instemmen.
c. een andere dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke speciale school voor basisonderwijs
in het samenwerkingsverband Weert-Nederweert.
3. Als de ouders of de meerderjarige leerling vanwege een specifieke onderwijskundige behoefte van de
leerling een vervoersvoorziening aanvragen naar een school op een grotere afstand, dan de
dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort waarop de leerling is aangewezen, wordt
deze slechts toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
a. aan het college is door de ouders of de meerderjarige leerling naar het oordeel van het college
voldoende aangetoond wat de specifieke en noodzakelijke onderwijskundige
aonderwijsbehoefte is van de leerling; en
b. aan het college is door de ouders of de meerderjarig leerling naar het oordeel van het college
voldoende aangetoond dat de dichtstbijzijnde school van de onderwijssoort waarop de leerling
is aangewezen niet toegankelijk is vanwege het niet kunnen bieden van het noodzakelijke
specifieke onderwijsaanbod.
Artikel 13 - Schooltijden en wachttijden
1. Het aangepast vervoer vindt plaats in aansluiting op de schooldagen en schooltijden, zoals deze zijn
opgenomen in de schoolgids van de school die de leerling bezoekt.
2. Als er binnen een school sprake is van verschillende lesroosters binnen de vaste schooltijden, kan het
college besluiten een wachttijd van één of meerdere uren in te stellen, om het aangepast vervoer zo
efficiënt mogelijk in te zetten.
3. Het aangepast vervoer op schooldagen en schooltijden die afwijken van de in de schoolgids genoemde
dagen en tijden wordt niet georganiseerd, tenzij de ouders of de meerderjarige leerling als aanvrager
naar het oordeel van het college toereikend bewijs overlegt waaruit blijkt dat de structurele handicap
van een leerling de aansluiting op de standaard schooltijden onmogelijk maakt.
Artikel 14 - Tijdelijk verblijf buiten de gemeente
1. Het college kan een tijdelijke vervoersvoorziening voor een periode van maximaal zes weken
toekennen aan de ouders van een leerling, die als gevolg van een crisissituatie tijdelijk buiten de
gemeente verblijft, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
a. de leerling blijft zijn eigen school bezoeken;
b. in de periode, voorafgaand aan het tijdelijke verblijf buiten de gemeente, is een
vervoersvoorziening toegekend op grond van deze verordening; en
c. de intentie bestaat dat de leerling terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente.
2. Het besluit waarin de vervoersvoorziening is toegekend voorafgaand aan een tijdelijke
vervoersvoorziening wordt opgeschort met ingang van de datum van het tijdelijk verblijf buiten de
gemeente en herleeft weer zodra de leerling terugkeert in de gemeente, tenzij de geldigheidsduur van
dit besluit is verstreken.
3. Als de vervoersvoorziening bestaat uit aangepast vervoer kan het college, in overleg met de gemeente
waarin de leerling tijdelijk verblijft, besluiten dat het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente van het tijdelijk verblijf het vervoer uitvoert.
Artikel 15 - Vervoersvoorziening voor weekeinde en vakantie bij verblijf in pleeggezin
of internaat
1. Met inachtneming van de artikelen 8 en 10 kent het college op aanvraag een vervoersvergoeding voor
het weekeinde en de schoolvakantie toe aan de in de gemeente wonende ouders van de leerling die,
met het oog op het volgen van voor hem passend speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs
in een internaat of pleeggezin verblijft.
2. Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het weekeindevervoer van de leerling
voor de eenmaal per weekeinde gemaakte reis van het internaat of het pleeggezin waar de leerling
verblijft, naar de woning van de ouders en terug, voor zover de weekenden niet vallen binnen de in het
eerste lid genoemde schoolvakanties.
3. Het college kent aan de ouders een vervoersvergoeding toe voor het vervoer van de leerling tijdens de
schoolvakanties. De voorziening betreft de reis van het internaat of het adres van het pleeggezin naar
de ouders eenmaal aan het begin van de vakantie en eenmaal aan het einde van de vakantie.
4. Voor de toekenning is een vergoeding van de kosten van openbaar vervoer het uitgangspunt.
Het college vergoedt ook de kosten van het openbaar vervoer voor een begeleider, als de leerling
wegens zijn structurele handicap of leeftijd niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer gebruik
te maken.
5. Het college kan toestaan dat de ouders de leerling zelf vervoeren of laten vervoeren. De vergoeding is
dan afhankelijk van de vervoersvoorziening waarop de ouders aanspraak zouden maken.
6. Het college kan uitsluitend aangepast vervoer toekennen voor weekeinde en vakantievervoer wanneer:
a. openbaar vervoer geheel ontbreekt; of
b. het gaat om een leerling van het voortgezet speciaal onderwijs die verblijvend in een internaat of
pleeggezin, wegens zijn structurele handicap niet zelfstandig, ook niet met een begeleider gebruik
kan maken van het openbaar vervoer.
Artikel 16 - Vervoersvoorziening naar stageadres
1. Als er aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening naar school kan op verzoek een
vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer naar een stageadres. Hiervoor wordt een
afzonderlijke aanvraag ingediend.
2. De vervoersvoorziening naar een stageadres wordt, in aanvulling op de voorwaarden die gelden voor
een vervoersvoorziening naar school, slechts toegekend als er wordt voldaan aan de volgende
voorwaarden:
a. de stage is onderdeel van het onderwijsprogramma zoals opgenomen in de schoolgids van de
school of in het stagecontract;
b. de stagetijden komen overeen met de reguliere schooltijden;
c. de stage vindt plaats op één stageadres; en
d.het stageadres is gelegen binnen een door het collegete bepalen maximaal aantal kilometers
van de woning of de school of op de route van de woning naar de school.
3. De in het tweede lid, onder b, genoemde voorwaarde is niet van toepassing als kan worden
aangetoond dat dit niet mogelijk is.
4. Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend over de afstand tussen de woning van de leerling
en het dichtstbijzijnde voor de leerling toegankelijke stageadres.
Artikel 17 - Vervoer tussen de buitenschoolse opvang en de school
1. Als er al aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening van de woning of de opstapplaats naar een
school en terug kan op verzoek een vervoersvoorziening worden toegekend voor het vervoer van de
buitenschoolse opvang naar de school of terug.
2. De vervoersvoorziening van de buitenschoolse opvang naar de school of terug wordt alleen verstrekt
als de kosten voor de gemeente vergelijkbaar zijn met de kosten voor het vervoer van de woning naar
de school en terug.
Artikel 18 - Vervoerstraining
1. Het college kan, naast een vervoersvoorziening, ook een vervoerstraining inzetten ter versterking van
de zelfredzaamheid van de leerling, waardoor deze na de training niet langer zal zijn aangewezen op
een vervoersvoorziening, of door de training gebruik leert te maken van een goedkopere
vervoersvoorziening.
2. De training sluit aan op het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan.
Artikel 19 - Vervoersvergoeding voor de leerling
1. Het college bepaalt de hoogte van de te verstrekken vervoersvoorziening in de vorm van een
vervoersvergoeding op basis van de kosten van het openbaar vervoer en houdt daarbij rekening
met de kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden.
2. Als aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in het eerste lid en de leerling naar het oordeel
van het college, al dan niet onder begeleiding, gebruik kan maken van het vervoer per fiets, verstrekt
het college de ouders de vergoeding op basis van de kosten van het vervoer per fiets.
Artikel 20 - Vervoersvergoeding voor de begeleider
1. Het college verstrekt aan de ouders van de leerling, die een school bezoekt en daarvoor recht heeft op
een vervoersvergoeding op grond van deze verordening, een vergoeding van de kosten van het
openbaar vervoer of het vervoer per fiets van een begeleider van de leerling als:
a. de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft
jonger dan twaalf jaar is;
b. de leerling op 1 augustus van het schooljaar waarop de vervoersvoorziening betrekking heeft
ouder dan twaalf jaar is en naar het oordeel van het college voldoende is aangetoond dat de
leerling niet in staat is zelfstandig van het openbaar vervoer of de fiets gebruik te maken.
2. Als een begeleider meer dan één leerling tegelijk begeleidt, komen slechts de kosten van het vervoer
ten behoeve van één begeleider voor vergoeding in aanmerking.
3. Bij de vergoeding van de kosten van het openbaar vervoer houdt het college rekening met de kortingen
die voor de begeleider binnen het systeem kunnen gelden.
Artikel 21 - Vervoersvergoeding op basis van de kosten van door de ouders georganiseerd
vervoer
1. Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college de ouders vragen of op aanvraag
toestaan één of meer leerlingen zelf te vervoeren of te laten vervoeren, als dit leidt tot een goedkoper
vervoersalternatief.
2. Ouders kunnen op basis van het eerste lid niet verplicht worden om één of meer leerlingen zelf te
vervoeren.
3. De vergoeding voor het door ouders zelf georganiseerde vervoer bestaat uit een kilometervergoeding
voor de eigen auto op basis van het belastingvrije kilometerbedrag per kilometer, gebaseerd op twee
retourreizen per dag.
4. Als toestemming ingevolge het eerste lid aan de ouders is verleend, vergoedt het college aan de ouders
die meer dan één leerling tegelijk zelf vervoeren, dan wel laten vervoeren, een bedrag op basis van een
kilometervergoeding voor de auto voor de rit en niet per leerling.
5. Aan de ouders die één of meer leerlingen laten vervoeren door andere ouders die voor het vervoer al
een vergoeding van het college ontvangen, wordt door het college geen vergoeding verstrekt.
6. Als ouders in samenwerking met andere ouders besluiten zelf een vervoersvoorziening te organiseren,
kan het college, in afwijking van het tweede lid, een bijzonder kostendekkend tarief hanteren, als dit
leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.
Artikel 22 - Aangepast vervoer
Het college verstrekt een vervoersvoorziening in de vorm van aangepast vervoer als:
a. aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 19 en de leerling met
gebruikmaking van openbaar vervoer naar school of terug, rekening houdend met wachttijden,
overstaptijden en de duur van de reis met verschillende vormen van openbaar vervoer, meer
dan anderhalf uur onderweg is en de reistijd met aangepast vervoer tot 50% of minder van de
reistijd per openbaar vervoer kan worden teruggebracht;
b. aanspraak bestaat op een vergoeding zoals bedoeld in artikel 19 en openbaar vervoer
ontbreekt;
c. aanspraak bestaat op een vergoeding op grond van artikel 20 en naar het oordeel van het
college voldoende is aangetoond dat begeleiding van de leerling door de ouders of anderen
uit hun netwerk onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden;
d. de leerling, naar het oordeel van het college, ook niet onder begeleiding in staat is van het
openbaar vervoer gebruik te maken; of
e. dit leidt tot een goedkoper vervoersalternatief.
Artikel 23 - Vergoeding andere passende vervoersvoorziening
Als aanspraak bestaat op een vervoersvoorziening, kan het college na overleg met de ouders een vergoeding verstrekken voor een andere passende voorziening, die goedkoper is dan of gelijk is aan de kosten van het openbaar vervoer.
Hoofdstuk 4 - Bijdrage in de kosten
Artikel 24 - Drempelbedrag
1. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school
voor basisonderwijs bezoekt, van wie het inkomen samen meer bedraagt dan € 29.700,--, de op de
zone indeling van het openbaar vervoer gebaseerde kosten over de in artikel 9 bepaalde afstand van
zes kilometer zelf. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de te verstrekken vervoersvergoeding
of bij de verstrekking van aangepast vervoer bij de ouders in rekening gebracht.
2. Het in het eerste lid genoemde inkomensbedrag wordt met ingang van 1 januari 2025 (basis
1-1-1999) jaarlijks aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen
werknemers heeft ondergaan ten opzichte van het voorgaande jaar, en rekenkundig afgerond op een
veelvoud van € 450,-.
3. Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het
eerste lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.
4. Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.
Artikel 25 - Draagkrachtafhankelijke bijdrage
1. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening betalen de ouders van een leerling die een school voor
basisonderwijs bezoekt die als gevolg van een keuze van de ouders verder is gelegen dan 20 kilometer
van de woning, overeenkomstig artikel 4, elfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, een van de
financiële draagkracht afhankelijke bijdrage tot ten hoogste het bedrag van de kosten van het vervoer.
2. De hoogte van het bedrag wordt berekend per gezin en is afhankelijk van de hoogte van het inkomen
van de ouders. De bedragen van de eigen bijdrage per gezin per jaar per inkomenscategorie bedragen:
Inkomen vanaf | Tot | Eigen bijdrage |
0 | € 39.500 | nihil |
€ 39.500 | € 46.500 | € 185 |
€ 46.500 | € 54.000 | € 815 |
€ 54.000 | € 60.500 | € 1.510 |
€ 60.500 | € 69.500 | € 2.215 |
€ 69.500 | € 76.000 | € 2.970 |
€ 76.000 | Voor elke € 5.000,- erbij | € 710 |
3. De inkomensbedragen, genoemd in het tweede lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari
aangepast aan de wijziging die het indexcijfer van de regelingslonen van volwassen werknemers heeft
ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar en rekenkundig afgerond op een
veelvoud van € 500,-.
4. De bedragen van de eigen bijdrage, bedoeld in het derde lid, worden jaarlijks met ingang van 1 januari
aangepast aan de wijziging die het consumentenprijsindexcijfer van de reeks alle huishoudens op het
onderdeel vervoersdiensten heeft ondergaan ten opzichte van 1 januari van het voorafgaande jaar, en
rekenkundig afgerond op een veelvoud van € 5,-.
5. Op verzoek van ouders kan, bij een aantoonbare structurele inkomensdaling, in afwijking van het
tweede lid, het actuele inkomen worden gehanteerd.
6. Het drempelbedrag genoemd in artikel 24 kan tegelijk met de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage
genoemd in het eerste lid worden opgelegd aan het gezin.
7. Dit artikel is niet van toepassing op gehandicapte leerlingen.
Hoofdstuk 5 - Rechtmatigheid
Artikel 26 - Doorgeven van wijzigingen
De ouders of de meerderjarige en handelingsbekwame leerling zijn verplicht wijzigingen, die van invloed kunnen zijn op de toegekende vervoersvoorziening, onder vermelding van de datum van wijziging, direct schriftelijk mede te delen aan het college.
Artikel 27 - Beëindiging, opschorting, herziening, intrekking en terugvordering van de
vervoersvoorziening
1. Het college kan een besluit tot toekenning van een vervoersvoorziening beëindigen, opschorten,
herzien, of intrekken, als het vaststelt dat:
a. niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen gesteld bij deze
verordening;
b. beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist
waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een ander besluit zou zijn genomen;
c. de verstrekte vervoersvoorziening naar het oordeel van het college niet meer de meest
passende vervoersvoorziening is;
d. ouders weigeren het drempelbedrag bedoeld in artikel 24 te betalen of nalatig zijn in het
betalen ervan;
e. ouders weigeren de draagkrachtafhankelijke eigen bijdrage bedoeld in artikel 25 te betalen
of nalatig zijn in het betalen ervan;
f. sprake is van onaanvaardbaar gedrag door de leerling gedurende het verblijf in het aangepast
vervoer; of
g. het vervoeren van de leerling leidt tot een onveilige situatie voor de leerling zelf, andere
reisgenoten of de chauffeur in het aangepast vervoer.
2. De kosten van een ten onrechte genoten vervoersvoorziening kunnen van de ouders of de
meerderjarige en handelingsbekwame leerling worden teruggevorderd, of worden verrekend met een
verstrekte maar nog niet uitbetaalde vervoersvergoeding.
Hoofdstuk 6 - Slotbepalingen
Artikel 28 - Beslissing in gevallen waarin de regeling niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van het leerlingenvervoer betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.
Artikel 29 - Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders of de meerderjarige leerling gemotiveerd afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
Artikel 30 - Intrekking oude regeling
De Verordening bekostiging leerlingenvervoer gemeente Cranendonck 2021 wordt ingetrokken.
Artikel 31 - Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt in werking op datum.
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening leerlingenvervoer gemeente
Cranendonck 2025.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van datum.
De voorzitter, De griffier,